Deze website is in het Nederlands
Für Deutsch wählen Sie bitte Mäeutik

(2017) Cora van der Kooij. Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodell. Darstellung und Dokumentation.

Die Urheberin der Mäeutik in der Pflege beschreibt in diesem erfolgreichen einführenden Werk die Grundlagen, Hintergründe und Perspektiven von ihrem mäeutischen Pflege- und Betreuungsmodell. Sie verbindet dieses Modell mit der ursprünglichen Theoriebildung über Pflege und Pflegeprozess der frühen Pflegetheoretiker Peplau, Orlando, Neumann und andere. Sie plädiert für eine ‚altneue‘ Sichtweise auf dem Pflegeprozess, insoweit es sich um den Pflegeprozess in der Alten- Langzeit und Behindertenbetreuung handelt. Sie definiert diesen Prozess als ‚die Begleitung des Bewohners bzw. des Patienten in seinem Prozess von Krankheit, Heilung oder Verlusten. Dieser Prozess beinhaltet vier Phasen: Empfang und Einzug, Eingewöhnungsphase, Wohnfase und Abrundung- oder Verabschiedungsphase. Dabei behandelt und befürwortet sie die Entbürokratisierung der Dokumentation in Deutschland. In dieser neuen Auflage sind zwei Kapitel über Demenz und Demenzbetreuung aufgenommen, fußend auf ihre Doktorarbeit



(2017) Cora van der Kooij. Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodell. Darstellung und Dokumentation.

ISBN



(2015) Cora van der Kooij. Die Magie der Bewohnerbesprechung. Die Mäeutik toolbox für teams in der stationären Langzeit-, alten- und Behindertenbetreuung.

ISBN

(2015) Cora van der Kooij. Die Magie der Bewohnerbesprechung. Die Mäeutik toolbox für teams in der stationären Langzeit-, alten- und Behindertenbetreuung.

Praxis- und Dokumentationshandbuch, das die Bewohnerbesprechung als zentrales Werkzeug und Instrument des mäeutischen Pflege- und Betreuungsmodell vorstellt, begründet, visualisiert en exemplifiziert. Der Begriff Fallbespechung ist tabu, denn alle Bewohnern sind Personen mit ihre eigene Gefühlen und Bedürfnissen. Die Bewohnerbesprechung erbringt einen hohen Gewinn an Teamentwicklung. Mitarbeiter lernen von einander, schätzen einander. Sie haben alle ihre eigene Beziehungen mit Bewohern und ziehen dennoch am gleichen Strang. Wenn möglich und angebracht nehmen Bewohner und Angehörigen Teil an der Bewohnerbesprechung. Die wechselseitige Anerkennung wächst, es entsteht eine einladende Kultur von Wärme und Nähe.

(2012) Cora van der Kooij. ein Lächeln im Vorübergehen. Erlebensorientierte Altenpflege mit Hilfe der Mäeutik.

Die Urheberin der Mäeutik, inspiriert von Sokratres, bezeichnet Mäeutik in der Pflege als Hebammenkunst für Pflegetalent und Pflegeprofessionalität. Sie beschreibt wie Pflegende und Betreuer mäeutisch, das heißt bewusste professionell, und erlebensorientiert pflegen können. In diesem Buch finden Sie in Kapitel 6 und 7 eine Beschreibung  von dem Kernkonzept aus dem Modell, das ‘Suchend reagieren’. Pflegende versetzen sich in die zu versorgende Person hinein und verbinden sich mit ihr. Dabei ist Pflegearbeit emotionelle, sogar existentielle Arbeit. Deshalb beschreibt die Autorin in diesem Buch auch die gefühlsmäßige Spannungsfelder der Pflegenden, wie Nähe und Distanz oder Routine versus Flexibilität und Freiraum. Sie erwähnt Fallgruben wie das ‚Engelsyndrom‘ und das ‚Eisbergphänomen‘. Auch zeigt sie wie das Management und die Organisation die Pflegenden in ihre Arbeit unterstützen können. Es kommt drauf an, ein ‚Implementierungsklima‘ zu bieten damit die Mitarbeiter sich eingeladen fühlen nach ihrem Herz zu arbeiten ohne in Gefühle zu ertrinken oder gefühlsmäßig ab zu schalten.



(2012) Cora van der Kooij. ein Lächeln im Vorübergehen. Erlebensorientierte Altenpflege mit Hilfe der Mäeutik.

ISBN

(2006) Christine Hallwirth-Spörk. Merkmale der sokratische Methode im mäeutischem Pflege- und Betreuungsmodell von Cora van der Kooij.

Christina Hallwirth-Spörk ist zuständig für den stationären Bereich der Caritas Sozialis in Wien und in dieser Funktion verantwortlich für die Umsetzung des mäeutischen Pflege- und Betreuungsmodells. Sie schrieb ihre Masterthesis über die Mäeutik. Sie beschreibt wie aus dem philosophische Dialog bei Sokrates ein ‚Dialog im team‘ wird. Thema dieses Dialogs ist das Leben und wie es gelebt werden soll, bezogen auf die Lebens- und Berufswelt Pflegeheim. Es geht um Empfindsamkeit für die Erlebenswelt der betreuten Bewohnern. neben Kenntnissen und Fertigkeiten ist die eigene Erfahrung- und Erlebenswelt der Pflegenden eine wichtige Quelle des Verständnisses.



(2006) Christine Hallwirth-Spörk. Merkmale der sokratische Methode im mäeutischem Pflege- und Betreuungsmodell von Cora van der Kooij.

ISBN

(2005) Caroline Dekoninck en Cora van der Kooij. Freibeuter im Pflegeheim. ein lästiger Bewohner als Lehrmeister im Loslassen’.

Was ist das, ein ‚lästiger Bewohner‘? Das ist ein Bewohner, der sich nicht um die regeln schert, dem es gelingt, ganz er selbst zu bleiben. Solche Bewohner haben nicht die Absicht, sich Vorschriften und Routinen unterzuordnen. es sind die Mitarbeiter, die die Wünsche und die Gewohnheiten des Bewohners zu berücksichtigen lernen. in diesem Büchlein erzählt die Pflegemanagerin Caroline Dekoninck die Geschichte eines solchen Bewohners: Teun, ein alter Mann der tagsüber schlief und nachts herumstreunte. Es dauerte durchaus eine Weile, bis jeder sein Lebensstil akzeptiert hatte. Caroline berichtet auch von ihrer Rolle als Wohnbereichsleiterin. nach ihrer Meinung ist jeder Bewohner einzigartig. Immer wieder gibt es Situationen die die Mitarbeiter erstmal widerstreben. Sie erzählt voller Humor und zugleich auch eindeutig was sie von ihre Mitarbeiter erwartet: abstimmen, anpassen, akzeptieren und erleben wie diese aufgeschlossenheit auch für sie selbst Mehrwert ergibt.



(2005) Caroline Dekoninck en Cora van der Kooij. Freibeuter im Pflegeheim. ein lästiger Bewohner als Lehrmeister im Loslassen’.

ISBN

Mijn weg door het geloof

Aan het eind van haar leven gaat de schrijfster op zoek naar de herkomst van het ‘Laatste Oordeel’. Opgevoed in een gereformeerde omgeving is zij daarmee zo ongeveer vanaf haar geboorte achtervolgd. Ze begreep wel dat het allemaal niet waar kon zijn, maar gevoelsmatig was er toch altijd die angst. Ze besloot daarmee voor altijd af te rekenen. Dat moest ze wel, na negen jaar kanker. Het uur U kwam dichterbij. Ze wilde rustig kunnen sterven. En daarvoor moest ze haar hersenen letterlijk ‘resetten’.

Het bijzondere van dit boek is, dat het meer is dan een samenvatting van wat al bekend is over de wortels van de Bijbel en het Christelijk geloof. Het is verantwoorde geschiedschrijving maar ook een persoonlijke ontdekkingsreis. Het is emotioneel én intellectueel. Voor haar betekenen deze nieuwe kijk op de herkomst van het hiernamaals en het laatste oordeel bevrijding van onnodige angsten en vertrouwen in wat komt.

Te bestellen bij Bol.com. 15 Euro plus verzendkosten.



Mijn weg door het geloof
€ 19,50
ISBN 978-90-816343-3-5

Luisteren naar mijn leven

Iedere kanker is uniek en iedereen heeft zijn eigen kanker. ook het verwerken van kanker is strikt individueel. Dit verhaal vertelt hoe ik het heb gedaan toen het mij trof. Twee maal. De eerste keer als een donderslag, de tweede keer als een niet te bevatten aanslag op mijn lijf. Ik zelf heb veel gehad aan boeken van anderen, haalde er moed uit. Ze bevestigden mijn inzichten of zetten me aan het denken. De eerste periode beschreef ik in een terugblik, de tweede periode als een proces, alle drie maanden een poging grip te krijgen op mijn innerlijke weg. Van verbijstering en wanhoop naar celestijnse avonturen.
De kanker was een tijdje weg, en het verhaal van mijn leven ging verder. In 2014 kwamen de tumoren terug en nu voor goed. Sindsdien leef ik in ‘blessuretijd’.



Luisteren naar mijn leven

ISBN

Mijn ontdekkingsreis in de wereld van de zorg

 Mijn ontdekkingsreis in de wereld van de zorg

Geannoteerde autobiografie of levensverhaal

1. Inleiding
In 1965 begon ik aan een opleiding tot verpleegkundige, niet wetend dat deze beslissing mijn leven diepgaand zou beïnvloeden. Het was een heel zware tijd. Ik was heel beschermd opgegroeid, en nu maakte ik kennis met een heel andere kant van het leven. Mensen die vreselijk moesten lijden, een buurjongetje dat bij het barbecuen was verbrand, zwangere jonge meisjes die hun baby gingen afstaan, mensen die angstig op de uitslag van de operatie wachtten……het was een periode waarin ik dacht dat ik niks voelde. Vele jaren later, toen ik de boeken las van Elisabeth Kübler-Ross, begreep ik pas dat ik juist heel veel had gevoeld. Maar dat ik er echt helemaal geen raad mee had geweten, dat ik niet wist hoe te kijken, wat te zeggen, hoe me te gedragen. Het is geen wonder dat ik me zo sterk heb gemaakt voor de gevoelsmatige kant van het werk van verplegenden en verzorgenden. In de zomer van 2016 was ik in het ziekenhuis voor een behandeling waar ik heel erg tegenop zag. Maar de mensen die me behandelden en verpleegden waren zeer inlevend en hielpen me er met veel aandacht door heen. Toen ik ze bedankte omdat ze, zoals ik zei, me zo belevingsgericht hadden geholpen, vroegen ze verbaasd wat ik bedoelde. Dat heb ik natuurlijk wel uitgelegd. Maar het maakte me ook duidelijk, dat deze empathische kunst van inleven en afstemmen nog steeds als vanzelfsprekend wordt beschouwd. In mijn ogen is ook dat een aspect van professionaliteit. In deze levensontdekkingsreis vertel ik, wat ik heb gedaan om deze kijk op zorg te onderbouwen, en om die visie in de wereld te zetten.

2. Verpleegkundige of verlengde-arm?
1965.De opleiding tot verpleegkundige volgde ik aan de verpleegstersschool van de Vrije Universiteit. Het was een indringende ervaring. Tot op de dag van vandaag herinner ik me mensen die ik toen heb verpleegd, hun wanhoop, hun pijn, maar ook hun humor. Verplegen vond ik prachtig werk, de positie van verpleegkundige als verlengde-arm-van-de-arts beviel me minder. Ook miste ik een stevige theoretische verdieping, hoewel we naast het vak verpleegkunde veel leerden over anatomie, fysiologie, pathologie en psychologie. Er was toen nog geen HBOV, hoewel deze opleiding wel is te beschouwen als een soort voorstadium.

3. De maatschappelijke positie van verpleegsters
1969.In september ging ik in Utrecht geschiedenis studeren, niet om mijn beroep beter te kunnen uitoefenen, maar uit pure interesse in geschiedenis. En vanwege mijn behoefte aan een intellectuele uitdaging. Het was een fantastische studie die me leerde om in processen te denken en die me gevoelig maakte voor de onbewuste en tijdgebonden aannames die in teksten van historici verborgen zaten. Aan het eind van mijn studie heb ik toen de verpleegkunde en de geschiedschrijving wel gecombineerd, door een uitgebreid onderzoek naar het ontstaan van verpleegkunde als beroep. Ik ontdekte dat verpleegsters (diaconessen, ordezusters) in de 19e eeuw zelfstandig de wijk ingingen, zelf beslisten wat er moest gebeuren. Aan het eind van de 19e eeuw werden verpleegsters echter ondergeschikt aan de geneeskundige professie. De artsen hadden maatschappelijk gezien een voorsprong. Dat kwam onder meer omdat mannen wel mochten studeren en vrouwen niet. Daar kwam bij, dat de artsen zich in al 1848 al als professie in de Koninklijke maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst hadden georganiseerd, en vervolgens in 1865 hun monopolie op de geneeskunde wettelijk hadden laten vastleggen. Door de uitvinding van narcose en door betere toepassing van anti- en asepsis ontwikkelde de geneeskunde ontwikkelde zich tegen het eind van de 19e eeuw heel snel. Verpleegsters werden vanaf die tijd geacht te handelen op voorschrift van de arts, zich bij alles af te vragen of het wel ‘mocht’, en wat ze ‘moest’. Daarbij verloren de directies en de artsen uit het oog dat een deel van hun succes te danken was aan de  sterk verbeterde organisatie en hygiëne in de ziekenhuizen. Voor die verbeteringen hadden verpleegsters en vrouwen uit de burgerij die zich sterk hadden gemaakt.

Anna Reijnvaan (1844-1920) en Jeltje de Bosch Kemper (1836-1916) Nederlandse pioniersters van de ziekenverpleging

Mijn onderzoek maakte duidelijk hoe artsen die vrouwen letterlijk aan zichzelf ondergeschikt hadden gemaakt. In mijn termen heet dit ‘professioneel imperialisme’. Jaren later ben ik hierin door lezing van  het boek ‘The System of Professions. An Essay on the Division of Expert Labour’ van Abbott (1988, Chicago University perss)  bevestigd. Het is duidelijk dat ik door deze en soortgelijke vondsten begreep waarom ik me in de verpleging zo raar had gevoeld, zo helemaal niet uitgedaagd om mijn eigen verstand te gebruiken en op mijn eigen beoordelingsvermogen af te gaan. Maar zo was ik ook opgevoed, want meisjes van de jaren vijftig en zestig werden op het spoor gezet van huwelijk en kinderen krijgen. Vrouwen die trouwden werden ontslagen, dus hoe kon de verpleging ooit een maatschappelijke positie krijgen die in overeenstemming was met haar  maatschappelijke waarde? Voordat we goed en wel begrepen hoe de maatschappij in elkaar zat waren we al weer naar de keuken en de kinderkamer gedirigeerd. Ik las eens een gezegde van Simone de Beauvoir:

Waar zijn de vrouwelijke genieën?
In de keuken op hun knieën. 

Het moge duidelijk zijn dat ik enthousiast mee ging doen met de tweede feministische golf die in de jaren zeventig begon baan te breken.

(2010) Gender und Mäeutik. Entmedikalisierung und Neuprofessionalisierung der Pflege. In Elisabeth Reitlinger und Sigrid Beyer (Redactie). Geschlechtserssensible Hospiz- und Palliativkultur in der Altershilfe, p. 87-101. Fraknfurt am Main: Mabuse Verlag.
(1983) C.H. Bakker- van der Kooij, De maatschappelijke positie van verpleegsters in de periode 1880- In Tijdschrift voor Geschiedenis, 96, (1983) 454-475.
(1982) Cora Bakker- van der Kooij, Pleegzuster zijn. Ontwikke­lin­gen in de zieken­verpleging en de organisatiepogingen van verpleegsters in Nederland, 1870-1920. Tweede Jaarboek voor Vrouwen­geschiedenis, 1982, Nijmegen, SUN.
(1979) Cora Bakker- van der Kooij, Doctoraal Scriptie ‘Mans die moeten hier ter syden. De ge­schiedenis van de organisaties van ver­plegend personeel van 1893 tot 1921. RU Utrecht, 1979.
Zie verder: Populaire publicaties over geschiedenis en positie van de ziekenverple­ging, inclusief verzorgenden)

4. De Grote ontdekking
1979.Ik was afgestudeerd als historicus met een eerstegraads onderwijsbevoegdheid voor geschiedenis. De middelbare school trok me niet, de wereld van de gezondheidszorg des te meer. Op 33 jarige leeftijd ging ik weer in een ziekenhuis werken. Het was een heel leerzaam jaar. Ik kwam terecht op een klasse-afdeling met patiënten met een grote verscheidenheid aan interne ziektes of chirurgische ingrepen. In dat ziekenhuis was geen uitslaapkamer, dus we hadden ’s avonds onze handen vol. Het was een hele kunst om tijd te vinden voor patiënten en mee te leven met hun angst, hun spanning, hun opluchting als de uitslag goed was. Dat ziekenhuis was een van de eerste met een modern verpleegplan en een verpleegkundige staf. Voor mij was het een wegwijzer naar het belang van echte verpleegkundige professionaliteit. Ik had inmiddels de boeken van Elisabeth Kübler-Ross gelezen en daardoor kon ik me nu beter verplaatsen in de gevoelens van de patiënten. Ook was ik nu wat ouder en had ik wat meer levenservaring. Ik vond het werk opnieuw weer prachtig. Een paar jaar later kwam ik een collega uit dat ziekenhuis tegen die me vertelde, dat ze ‘s avonds nu voor de 37 patiënten van de afdeling met zijn drieën stonden en niet meer met zijn vieren zoals toen ik er werkte. Het was rennen, draven en vliegen. Ik vond het heel erg, want ik dacht aan al die patiënten voor wie ik ook emotioneel iets had betekend. Dat telde kennelijk niet meer. Later heb ik een artikel geschreven voor een theologisch feministisch blad, met als titel ‘Het ene talent’.

En nog veel later heb ik in mijn proefschrift en in mijn laatste Duitstalige boek duidelijk gemaakt dat emotionele en verpleegkundig-medische professionaliteit twee dimensies zijn van de beroepsuitoefening van verpleegkundigen, verzorgenden en begeleiders.

(2016) Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodel. Darstellung und Dokumentation. 2e vernieuwde en uitgebreide druk. Bern: Hogrefe, 2016.
(2006) Betrokkenheid als basis voor het zorgplan. Methodiek voor zingevende zorg. Apeldoorn: Zorgtalentproducties.
(2003) Gewoon Lief Zijn? Het maieutisch zorgconcept en het invoeren van geïntegreerde belevingsgerichte zorg op psychogeriatrische verpleeghuisafdelingen. Proefschrift. Utrecht: Lemma, 2003.

1981 en 1982. Ik werd aangenomen als praktijkbegeleidster in een verpleeghuis. In het verpleeghuis deed ik mijn eerste Grote Ontdekking. De verzorgenden spraken over zichzelf met veel dédain, ze waren ‘maar’ verzorgenden, ze zeiden over zichzelf dat ze werden opgeleid tot gediplomeerde billenwassers. Ondertussen zag ik verzorgenden met zo veel enthousiasme, zo veel liefde voor de mensen die ze verzorgden, zo veel betrokkenheid………het was een vreemde paradox. Het werk als verzorgende deed een appèl op eigenschappen van mezelf die ik nu pas herkende als een talent. Een talent waarvan ik mezelf niet bewust was geweest, sterker, een talent dat ik niet had geacht. En datzelfde gebrek aan zelfwaardering zag ik bij de (leerling)verzorgenden. En ik besloot: Dat moet de wereld weten. Dat er een talent bestaat dat zich niet kan ontplooien omdat niemand het op zijn juiste waarde schat. Een talent waar de maatschappij maar al te graag gebruik van maakt. Tijdens mijn studie geschiedenis had ik geleerd dat alleen werk waarvoor scholing nodig is, dat als ‘deskundig’ wordt beschouwd, economisch gezien als een ‘schaars goed’ wordt aangemerkt. Zonder economische schaarste geen economische waarde. Het talent om te verzorgen lijkt zo overvloedig voorhanden dat het geen geld hoeft te kosten. Allochtone meisjes en vrouwen, Melkertbanen, asielzoekers, sociale dienstplicht, er zijn altijd wel weer manieren om goedkoop aan ‘handen aan het bed’ te komen. Ze hoeven immers niets anders te kunnen dan aardig zijn? Altijd weer ontstaat er een tekort aan verplegend en verzorgend personeel en altijd weer verzinnen de werkgevers maatregelen om ‘personeel’ te werven in plaats van de professionaliteit van het beroep te erkennen en zo te honoreren dat het ook voor goed opgeleide verpleegkundigen en verzorgenden aantrekkelijk is en blijft.

(1991) Vrouwelijke energie. In: Het verpleegkundig beroep in beeld. Mensbeelden in de Verpleegkunde. Uitgave ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de Gereformeerde HBO-V. Zwolle, 1991.
(1988) Deskundige of Dommekracht. Een sociaal-historische beschouwing over de arbeidsmarkt voor verple­gend personeel. Tijdschrift voor Verzorgenden, 1988, no 1, p. 7-11.
(1986) Met Hanneke Hillman e.a. Hoge bomen vangen veel Wind. Verpleegkundigen analyseren de arbeidsmarkt. In Tijdschrift voor Gezondheid en Politiek, oktober 1986, p. 38-40.

5. De leerweg van verzorgenden: de maieutische didactische aanpak
1982. Ik werd aangenomen als onderzoeker bij het Instituut voor Verplegingswetenschap (IVW). Het Instituut zou zich gaan bezig houden met onderzoek in het ‘micro-taakveld’. Daarmee werd de praktijk bedoeld, dus niet beleid en management (macro-taakveld) en evenmin leidinggeven en middenkader (meso-taakveld). Ik werd aangenomen omdat ik, zoals mijn baas later zei, direct uit de praktijk kwam en nog een deuk in mijn hoofd had van het kapje, en ook omdat ik al veel had gepubliceerd. Het IVW bood me de mogelijkheid om onderzoek te doen naar de effecten van Realiteits Orientatie Training. Daarmee was ik komen solliciteren, want in die tijd werd er enthousiast over gepubliceerd. Ik dacht dat ik zo wellicht een manier kon vinden om de deskundigheid van verzorgenden boven water te krijgen. Het onderzoek kreeg een plaats in het onderzoeksbeleid van het IVW en het Preventiefonds was bereid om het te financieren. Het was een heel praktisch onderzoek. We voerden Realiteits Orientatie Training in op een unit van een verpleegafdeling, de andere unit vormde de controle-groep. De verzorgenden zelf leidden vier maal in de week ’s ochtends een groep dementerende oude mensen met wie ze volgens de methode van realiteits orientatie allerlei gesprekken voerden en activiteiten ondernamen. Wij, mijn onderzoeksassistenten en ik, waren beurtelings aanwezig bij de voorbereiding van de groepsbijeenkomsten en zaten vervolgens op een afstandje te kijken. Na afloop bespraken we de bijeenkomst dan weer na met de verzorgenden. Het was ongelooflijk leerzaam voor ons allemaal. Het onderzoek als zodanig is verslagen in het onderzoeksrapport ‘Ziekenverzorgenden en  Demente Bejaarden’.

Literatuur:

(1997) Peter van Alphen en Cora van der Kooij. Van Handicaps naar Mogelijk­heden. Realiteitsoriëntatie in de ouderenpsychiatrie. Denkbeeld, Tijdschrift voor Psychogeriatrie, juni 1997.
(1993) Reality orientation, Validation and the reality of the dis­oriented old old, in Vard i Norden (13) 1993 nr 4 p. 4-8.
(1989) Inge Fleischeuer en Cora van der Kooij, Realiteitsoriëntatie en de werkelijk­heid van de verpleeghuis­bewoner. In Tijdschrift voor Gerontologie 1989 (20) nr.5, p. 197-201.
(1987/ 88) Dertig jaar Reality Orientation. Een verpleegkundige evalua­tie. In Verpleeg­kunde, 1987/88, nr.4, p. 216-224.
(1986) Ziekenverzorgenden en Demente Bejaarden. Verslag van een onderzoek naar de effecten van een sociotherapeutische toepas­sing van Reality Orientation op de begeleidingsbehoeftige afdeling van een psychogeriatrisch verpleeghuis. Utrecht, Instituut voor Verplegingswetenschap. 1986.

1986. Tijdens het schrijven van het rapport deed ik mijn volgende ‘Grote Ontdekking’. Ik vroeg me af wat verzorgenden nodig hadden om te leren, om zich open te stellen voor nieuwe vaardigheden, nieuwe kennis. Ik dacht: ze hebben mensen nodig die het werk beheersen als expert-verzorgende en aan wie zij een voorbeeld kunnen nemen. Ze hebben mensen nodig die enthousiasme uitstralen en die hen inspireren. Maar ze wat ze vooral nodig hebben zijn ‘leermeesters’ die hen zulke vragen stellen dat ze zich bewust worden van hetgeen ze zelf van binnen weten. Nu zeggen wij: ze hebben mensen nodig die een appèl doen op hun geïntegreerde ervaring. Ik noemde die didactische houding ‘maieutisch’ naar de filosoof Socrates. Maieutisch betekent ‘verlossend’ of ‘bevrijdend’, Socrates stelde mensen vragen om ze als een vroedvrouw te ‘verlossen’ van hun innerlijke, onbewuste inzichten. Later heb ik het wat nog nader uitgewerkt, ondermeer in mijn proefschrift ‘Gewoon Lief Zijn?’

Socrates stelde geen vrijblijvende vragen, hij was sturend en dwingend. Wij (mijn collega’s en ik) zijn niet dwingend maar wel sturend. We putten onze vragen uit alles wat we weten over ‘Omgangskunde’ en ‘Verlieskunde’. Anders gezegd, we gebruiken onze eigen ‘geïntegreerde ervaring’ als referentiekader voor onze vragen. Kennis, ook wetenschappelijke kennis, ervaring tijdens ons werk en levenservaring zijn in ons zelf als het ware samengesmolten tot  een bron van ‘innerlijk weten’. Het is de leidraad voor ons handelen en ook voor onze didactiek. De ‘leraar’ opent een dialoog waarvan de uitkomst niet bij voorbaat vast staat. Beide gesprekspartners kunnen er iets van leren.

6. De belevingswereld van mensen met dementie
1986-1990. Maar zover was het in 1986 nog niet. Terwijl ik het rapport ‘Ziekenverzorgenden en demente bejaarden’ aan het schrijven was, bracht een vriend van mij, Jan de Bie, me een stapel artikelen en fotokopieën over Validation. Validation is een methode voor het omgaan met mensen met dementie. De methode is ontwikkeld door Naomi Feil. In diezelfde tijd waren een aantal mensen en ik bezig met het opzetten van regionale gespreksrondes met verzorgenden. Het was een initiatief van de in 1984 opgerichte Vereniging voor Psychogeriatrie. Drie vragen stonden centraal:
1e. Wat zijn de behoeften van een dementerende?
2e. Hoe kunnen wij dat weten?
3e. Hoe kunnen we er aan tegemoet komen?
Met als extra vraag: wat is er nodig aan omstandigheden en voorwaarden.
We werden ons nog meer bewust van het verschil tussen ‘de werkelijkheid’ die mensen met elkaar delen en de uniciteit van ieders innerlijke werkelijkheid. We werden ons er nog meer van bewust dat dementerende mensen vooral gevoelsmatig reageren. Validation betekende dat je in de innerlijke wereld van dementerende mensen kon verplaatsen en dat je contact kon maken met de gevoelswereld van mensen met dementie. Je had er verbeeldingskracht bij nodig, inlevend vermogen, kennis van de levensgeschiedenis, soms veel fantasie, verbale en nonverbale vaardigheden, betrokkenheid en interesse.

Naomi Feil

Validation wekte heel veel enthousiasme, het maakte veel positieve krachten los. Er meldden zich voortdurend mensen, onder wie daadkrachtige initiatiefnemers als Bert Jansen, verpleeghuisdirecteur en Jan Willem van de Boetzelaer, uitgever. In 1989 volgden de eerste congressen, en we vertaalden het boek van Naomi Feil. Vanwege de overweldigende belangstelling werd in 1990 de Stichting Validation opgericht. Er volgden workshops met Naomi Feil en nog een paar congressen. We publiceerden veel artikelen in de vaktijdschriften en er kwamen ontroerende verhalen van mensen uit de praktijk. Ik kreeg handgeschreven brieven met ‘Lieve Cora’ er boven. Verzorgenden die zich ongelooflijk bevestigd voelden in hun intuïtieve aanpak. We hadden de wind mee, we ontwikkelden een basiscursus, een werkercursus en leidden docenten op.

(1996) Brochure van de RVU Educatieve Omroep, februari 1996.
(1996) Validation en Belevingsgerichte Zorg. Deel 1: Op zoek naar gelijkwaardigheid. In Tijdschrift voor Verzorgenden (28) 1996 nr 6, p. 26 – 33. Deel 2 Alles gebruiken wat je in huis hebt. TVV (28) 1996 nr 7, p.35-39.
(1993) Validation: oefenen in de zorgpraktijk. Tijdschrift voor Verzorgenden, oktober 1993.
(1992) Snoezelen als validerende vaardigheid. In Tijdschrift voor Verzorgenden, 1992 12 p. 380-384.
(1991) Validation: de veranderende kracht van een praktijktheorie. In Tijdschrift voor Ziekenverpleging (101), 1991 10 p. 339-343.
(1991) Validation in Nederland. Stand van zaken. In Denkbeeld, Tijd­schrift voor Psycho­geriatrie, februari (3) 1991, p. 15-17.
(1989) Validation Therapy. Doorbraak in de psychogeriatrische zorg? In Denkbeeld, Tijdschrift voor Psychogeriatrie (1) 1989 nr 2, p. 12 -16.
(1989) Psychogeriatrische zorg: de metabletica van het sterven. In Leo Boon (red), Beslissen over leven & dood, p. 99-102. Deel 8 in de serie Ontwikkelingen in de Gezondheidszorg, Stichting SYMPOZ, 1989.
(1988) Zijn waar de patënt is. Validation Therapy. In Senior (34) 1988 p. 298-302.
(1984) C. Bakker- van der Kooij, Tasten naar een schaduw? Verpleegkun­dig onderzoek in de psychogeriatrie. Tijdschrift voor Zieken­verpleging 1984 (37) nr.11, p.336-343.

7. Internationale contacten
1990 – 1996. Wij, de groep rond de Stichting Validation, kregen contact met mensen in België. Ook mensen uit Duitsland meldden zich. Door bemiddeling van Nicole Richard kon ik een paar artikelen over Validation publiceren in Altenpflege. Daardoor werd ik ook in Duitsland uitgenodigd om te presenteren en nog meer te publiceren. In 1994 kwamen Willi Rückert en Christine Sowinski van het Kuratorium Deutsche Altershilfe op bezoek, overigens niet voor Validation maar vanwege de onderwerpen Kwaliteitzorg en methoden voor het onderscheiden van zorgzwaartegroepen. Dit bezoek betekende het begin van een hartelijke en inspirerende werkrelatie die ook voor Validation en de validerende benaderingswijze een impuls betekende. Willi Rückert liet zich inspireren en bedacht het ‘Türöffnungskonzept’ dat in het Qualitätshandbuch für Demensbetreuung van het KDA beschreven staat.

 

In de tweede helft van de jaren negentig heb ik ook een groot project in Oost-Polen gehad, in Lublin. Omdat ik een Hongaarse schoonmoeder heb gehad ben ik van jongs af aan verknocht geraakt aan de Oost-Europese sfeer. En omdat ik historicus ben boeide het mij om van de zijlijn deel te hebben aan de transformatie van communistische naar ‘democratische’ en kapitalistische maatschappij. In die tijd was er nog heel veel waarneembaar van de communisme gezagsverhoudingen. Eigen initiatief was nog moeizaam. Daarbij bleken Nederlanders als echte handelaren de probleemgestuurde denkwijze over zorg te exporteren naar Polen en ook naar Tsjecho-Slowakije. In een dorpje in Tsjechië kwamen wij in 1995 een schilderijtje tegen met een aanzicht van Delft. Ja, de Nederlanders waren er snel bij om na 1989 in Oost-Europa hun goede werken te verrichten (en hun kennis te verkopen). En dat gold dus ook voor mij. Maar ik ben altijd tegen de probleemgestuurde kijk op het verpleegkundig proces geweest, zeker waar het gaat om ouderenzorg, zorg voor mensen met dementie en de begeleiding van mensen met een beperking. Ik kwam aanzetten met mijn empathisch zoekproces, mijn nadruk op behoeften, gevoelens en levensgeschiedenis. Ik moest meteen opboksen tegen een kijk op zorg waarmee ik het helemaal niet eens was.

8. Een eigen Instituut
1996 tot 2007. Ondertussen werden er nog meer methoden voor het omgaan met dementerende mensen geïntroduceerd, zoals het Nederlandse snoezelen. Het was een echte ‘revolutie’. Wij (Validation-docenten, mensen uit de praktijk, onderzoekers) wilden al die methoden integreren. In de praktijk ging het niet om het toepassen van methoden maar om het gevoel dat je iemand echt bereikte, met inzet van al je ervaring en vaardigheden. De belevingsgerichte zorg was in aantocht. Wij zochten daarom weer een eigen weg. In 1996 richtte het bestuur van de Stichting Validation, onder de  dynamiserende leiding van Job Moor, samen met mij een nieuw Instituut op. We noemden het IMOZ, het Instituut voor maieutische Ontwikkeling in de Zorgpraktijk. Later doopten we het instituut om tot Instituut voor Zingevende Zorg. Vanuit IMOZ namen mijn collega Peter Hoveling en ik  ook het initiatief voor een eigen uitgeverij, Zorgtalentproducties. In 2015 is IMOZ NL overgenomen door  mensen met wie ik niet meer samenwerk en hebben we Zorgtalentproducties opgeheven. De boeken zijn nog wel verkrijgbaar. Vanuit IMOZ NL hebben we ook  meegewerkt aan het opzetten van IMOZ-organisaties in Duitsland en Oostenrijk, die nog altijd floreren. (www.IMOZ.de en www.IMOZ.au). Met deze organisaties ben ik heel geïnspireerd samen blijven werken.

De Hefboom van Verandering

 

Een paar inhoudelijke ontdekkingen moeten hier nog worden vermeld.

Aanvankelijk, met implementatie van benaderingswijzen zoals Realiteits Orientatie en Validation, richtten wij ons op het niveau van de individuele medewerker. Individuele medewerkers lieten zich daardoor ook echt inspireren. Maar al vrij snel ontdekten wij dat de echte dynamiek pas dan ontstaat als de medewerkers niet alleen ieder voor zich, maar ook gezamenlijk als team reflecteren over hun creatieve invallen en positieve momenten. Daardoor kwam er steeds meer aandacht voor de belevingsgerichte methodiek, voor het functioneren van de eerst verantwoordelijke verzorgende en voor de coachende rol van de leidinggevende. Het Zingevingsmodel heeft zich zo doorontwikkeld tot een echte verpleegkundige theorie. In de tweede druk van mijn Duitse boek ‘Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodell. Darstellung und Dokumentation’ is dat model duidelijk beschreven en theoretisch-wetenschappelijk verantwoord. Ook de methodiek is er in zijn geheel in opgenomen.

(2016) ‘Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodell. Darstellung und Dokumentation’. Bern: Hogrefe. 2e vernieuwde en uitgebreide druk.
(2013) Das mäeutische Pflege- und Betreuungsmodell. In: Neumann Ponesch S. Modelle und Theorien in der Pflege. 3e überarbeitete Auflage. Wien: Facultas Verlag.
(1996) Belevingsgerichte zorg en organisatie-ontwikkeling in het verpleeghuis. Hand­boek Verpleegkundige Innovatie, december 1996, p. B 120-3 tot B 120-21.

9. Wetenschappelijke onderbouwing
1996.Na een lange voorgeschiedenis konden we in 1996 beginnen met een groot wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van belevingsgerichte zorg. De onderzoeksgroep stond onder leiding van Rose Marie Dröes. We hebben toen belevingsgerichte zorg ten behoeve van het onderzoek gestandaardiseerd beschreven, zo ver als we toen waren en ook gestandaardiseerd ingevoerd. Het onderzoek heeft drie proefschriften opgeleverd, van Evelyn Finnema, Jacomine De Lange, en Cora van der Kooij, 2003). Professor Willem van Tilburg van de vakgroep Psychiatrie aan de Vrije Universiteit en Herman Cools van de vakgroep Verpleeghuisgeneeskunde in Leiden waren lid van de promotiecommisie rond mijn proefschrift en hebben veel bijgedragen aan de theoretische onderbouwing van belevingsgerichte zorg en het maieutisch zorgconcept (het zingevingsmodel). Het belang van dit onderzoek is, dat daadwerkelijk is aangetoond dat belevingsgerichte zorg een positief effect heeft op het zelfbeeld en het gevoel van geborgenheid van in het verpleeghuis wonende mensen in de milde en matige fase van dementie. Ook is duidelijk geworden welke organisatorische condities er nodig zijn om belevingsgerichte zorg in te voeren.

Zie samenvatting van het gehele onderzoek op deze website bij belevingsgerichte zorg: artikelen.
(2015) Evelyn Finnema, Cora van der Kooij en Rose-Mariw Dröes. Omgaan met dementie: belevingsgerichte begeleiding en zorg in de verschillende stadia van dementie. In: Rose-Marie Dröes, Jos Schols en Philip Scholtens (redactie). Meer Kwaliteit van leven. Integratieve persoonsgerichte dementiezorg. Leusden: Diagnosis Uitgevers, p. 145-163.
(2013) Van der Kooij, C.H., Dröes R.M., De Lange J., Ettema T.P., Cools H.J.M., Van Tilburg W. van. The implementation of integrated emotion-oriented care: did it actually change the attitude, skills and time-spent of trained caregivers? In: Dementia: The International Journal of Social Research and Practice, 09/2013,12(5):536-550.(2004) Jacomine De Lange, Omgaan met Dementie. Utrecht: Trimbosinstituut.
(2003)Cora van der Kooij, Gewoon Lief Zijn? Het maieutisch zorgconcept en het invoeren van geëintegreerde belevingsgerichte zorg op psychogeriatrische verpleeghuisafdelingen. Utrecht: Lemma.
(2000) Evelyn Finnema, Emotion-oriented Care in Uitgegeven bij regenboog Drukkerij.

10. Een nieuwe wereld
2007-2015. In de herfst van 2007 heb ik mij zakelijk losgemaakt van IMOZ Nederland. Het werk ging wel gewoon verder. In de jaren die volgden heb ik me bezig gehouden met het schrijven van een boek over belevingsgerichte zorg voor oudere mensen met een verstandelijke beperking. Ook nu was de werkwijze gebaseerd op meelopen in de praktijk, cursus geven, literatuurstudie en onderzoek, voor dit boek alleen kwalitatief. Het was moeilijk omdat de werk- en begeleidingscultuur in de gehandicaptenzorg anders is dan in de ouderenzorg, het is niet één-op-één overdraagbaar. Ik moest er zelf eerst ook veel over te weten komen en er over nadenken. Dat ook mensen met een verstandelijke beperking die ouder worden andere behoeften krijgen heeft consequenties voor de wijze waarop de begeleiders met hem omgaan. Hoe kunnen zij hen ondersteunen in de overgang naar een nieuwe levensfase? Een heel nieuwe wereld ging er voor mij open toen ik me ging verdiepen in de belevingswereld van familieleden van mensen met een verstandelijke beperking. Ook die worden ouder en ook dat vraagt om veranderingen. Mijn ontdekkingen en mijn kijk op belevingsgerichte zorg zijn verwoord in het boek Wil je wel in mijn wereld komen?
Verder was ik actief met het ontwikkelen en introduceren van nieuwe inhoudelijke knowhow en methodiek voor de ouderenzorg in Duitsland en Oostenrijk, in  samenwerking met de trainers die daar de ‘Mäeutik’ introduceren en implementeren.

(2015) Cora van der Kooij en Elke Weidner. Belevingsgerichte ouderenzorg. In: Handboek verstandelijke beperking. 24 succesvolle methoden. Amsterdasm: Boom. p. 129-147.
(2014) Wil je wel in mijn wereld komen? Belevingsgerichte professionaliteit voor ouderen met een verstandelijke beperking. Apeldoorn: Zorgtalentpoducties.

11. De laatste etappe
2015-heden. Eind 2014 heb ik Feeling for Care als zaak weer opgeheven. Sindsdien houd ik mij voornamelijk bezig met afronden en overdragen. Mijn intellectuele nalatenschap is te vinden in de tweede druk van mijn tweede Duitse boek, Das mäeutische Pflege-und Betreuungsmodell. Darstellung und Dokumentation, dat begin eind 2016 op de markt komt. Ook heb ik me bezig gehouden met vragen die meer te maken hebben met mijn levensbeschouwing. Mijn ‘spirituele nalatenschap’ is te vinden in mijn boekje ‘Mijn weg door het geloof’ (zie bij ‘Leven’ op deze webstie). Ik weet dat mijn einde nadert al weet ik niet precies wanneer. Als het zover is zullen anderen mij nog een tijd lang vertegenwoordigen. Totdat mijn sporen door de tijd zijn weggewist.

Zorgtalent anno 2016
Belevingsgerichte zorg is inmiddels algemeen aanvaard als een belangrijke inhoudelijke ontwikkeling. De theoretische onderbouwing is nog fragmentarisch, de beleidsmatige inbedding moet nog plaats vinden. Politiek, beleid en management zijn  verwikkeld in een gecompliceerde transformatie naar ‘marktgericht ondernemen in de zorg’. Kwaliteitscertificaten en zorgzwaarte-pakketten zetten de toon. Aandacht voor inhoud is   (te) veel gevraagd. Nog altijd wordt het verzorgende werk beschouwd als makkelijk, als iets dat mensen die daarvoor getalenteerd zijn eigenlijk niet hoeven te leren. Teamleiders, zorgcoördinatoren, eerst verantwoordelijke verzorgenden moeten die medewerkers aansturen. En nog liever hebben directies zelforganiserende zorg. Tijd om te praten over het werk, tijd voor bewonerbesprekingen, het bespreken van zorgleefplannen is er niet of weinig. Verzorgende medewerkers zijn daardoor nog altijd op zichzelf aangewezen. Het Zingevingsmodel moet zich doorzetten in een wereld waar productiecijfers, beheersbaarheid en marktdenken het tegengestelde bewerkstelligen van toegewijde zorg. Maar de wereld verandert door mensen, altijd weer. Voor mij is het duidelijk aan welk maatschappelijk proces ik een bijdrage heb willen leveren leveren: het ontwikkelen, onderbouwen en implementeren van belevingsgerichte en zingevende zorg. Daarbij komt het transformeren van onze individualistische maatschappij tot een maatschappij waar gemeenschap en geborgenheid weer de ruimte krijgen. Ook al maak ik het zelf niet meer mee, ik hoop een op een maatschappij waar mensen ongeacht leeftijd en beperking betekenis hebben voor elkaar.

Biografische gegevens opleiding en werk

Gymnasium alpha, diploma 1965.

opleiding tot verpleegkundige aan de verpleegstersschool der vrije universiteit amsterdam, 1965 tot 1969.

Studie geschiedenis aan de rijksuniversiteit utrecht, 1969-1979.

eerste graads onderwijsbevoegdheid voor geschiedenis, 1979.

Werkzaam als verpleegkundige in algemeen ziekenhuis, 1979-1980.

Praktijkbegeleidster en praktijkcoördinator in verpleeghuis, 1981-1982.

ivW, 1982 tot en met 1985. verpleegkundig onderzoeker bij het instituut voor verplegingswetenschap.

nzi, 1986-1996. Senior-onderzoeker en projectleider bij het nationaal ziekenhuisinstituut.

iMoz, 1996-2007. verantwoordelijke en later directeur inhoud en ontwikkeling bij iMoz, het instituut voor maieutische ontwikkeling in de zorgpraktijk.

1998. certificaat validation teacher van het validation training institute, 1998.

2003. Promotie aan de vrije universiteit, faculteit Geneeskunde, vakgroep Psychiatrie, op proefschrift ‘Gewoon Lief zijn?’ (zie bij ‘boeken’)

Feeling for care. 2007-2017: Bureau ‘Feeling for care’ (tot 2014 als zzPer en daarna als privépersoon). zelfstandig werkzaam als publicist, ontwikkelaar, adviseur, trainer en onderzoeker op
het gebied van de ouderenzorg en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.

 

 



Mijn ontdekkingsreis in de wereld van de zorg

ISBN

Wil je wel in mijn wereld komen. Belevingsgerichte professionaliteit voor ouderen met een verstandelijke beperking.

Ook mensen met een verstandelijke beperking worden ouder. En ook hun leven verandert daardoor. Maar niet per se in negatieve zin. Misschien hebben ze zich nog nooit zo ‘gewoon’ gevoeld, net als andere oude mensen.  Hun vermogen om verliezen te accepteren en zich aan te passen is gedurende hun hele leven al gevormd. Maar deze ouderen hebben nog altijd begeleiders nodig die zich op hen afstemmen, de balans zoeken tussen over- en onderschatten.

Het boek onderbouwt de belevingsgerichte competenties uit het Competentieprofiel Ouderen van de Vereniging voor Gehandicaptenzorg. Het schetst de belevingswereld van de vitale oudere met een verstandelijke beperking.  Wie is hij, wat wil hij, wat doet hij? Hoe is het met zijn broers en zusters, die zelf ook ouder worden? Wat willen en wat kunnen zij nog betekenen? En hoe beleven de ouderen het afscheid door ziekte en overlijden, van anderen, van zichzelf? (145)



Wil je wel in mijn wereld komen. Belevingsgerichte professionaliteit voor ouderen met een verstandelijke beperking.

ISBN

Peter Hoveling en Cora van der Kooij. De magie van de bewonersbespreking. Haal meer uit je team met het zorginhoudelijk teamgesprek.

Tijdens de bewonerbespreking wisselen de medewerkers hun ervaringen met een bewoner uit. Want ze willen weten of ze het goed doen. Omgaan met mensen die van zorg afhankelijk zijn maakt de medewerkers soms onzeker. Als mensen niet meer goed in staat zijn zelf te vertellen wat ze nodig hebben moeten de medewerkers dat opmaken uit de manier waarop ze zich gedragen. Er zijn mensen die in een eigen wereld leven, en het is niet zo moeilijk om daar dan in mee te gaan. Maar er zijn ook mensen die tegenwicht nodig hebben. Er zijn mensen voor wie het belangrijk is dat ze de touwtjes in handen houden. Sommigen laten zich graag verzorgen terwijl ze meer zelf kunnen dan ze laten zien. Door met elkaar te praten begrijpen de medewerkers steeds meer van een bewoner, de puzzelstukjes vallen in elkaar en de bewoner wordt gekend als de mens die hij was en nog altijd graag wil zijn.
De magie van de bewonersbespreking is een handleiding voor de bewonerbespreking. Medewerkers ervaren deze bewonerbespreking als een leerzame en inspirerende bijeenkomst. Ze luisteren naar elkaar en erkennen elkaars kwaliteiten en mogelijkheden. Samenwerking en waardering worden belangrijke waarden in het team.



Peter Hoveling en Cora van der Kooij. De magie van de bewonersbespreking. Haal meer uit je team met het zorginhoudelijk teamgesprek.

ISBN