Korte tekst te downloaden Zorg voor en begeleiding van mensen met dementie
Bedreigd | Verdwaald | Verborgen | Verzonken | |
Waar bevindt de bewoner zich en hoe beleeft hij zichzelf in het hier en nu? | Is in het hier en nu, als hij zich bewust is van zijn onvermogen voelt hij zichzelf onzeker en bedreigd | Wisselt tussen hier en nu en innerlijke tijdloze wereld, kan zich nog altijd onzeker en bedreigd voelen | Leeft in zijn eigen innerlijke wereld, zijn gedrag laat zien dat die voor hem werkelijkheid is | Leeft in zijn eigen innerlijke wereld, zijn gedrag is gesloten en naar het lijkt naar binnen gericht |
Hoe kijkt hij? | Bij gevoel van onzekerheid en dreiging: felle soms stekende blik, anders ook wel vragende onzekere blik | Helder en doelgericht maar zonder felheid | Kijkt uit zichzelf ongericht, je moet zijn ogen ‘vangen’ | De ogen zijn dikwijls gesloten, oogcontact komt zelden of nooit tot stand |
Hoe is de lichaamshouding, de spierspannning? | Bij onzekerheid en dreiging: gespannen, strak en stijf, of onderweg op zoek naar naar oriëntatiepunten en naar zekerheid (naar huis) | Ontspannen en dikwijls onderweg zonder precies te weten waar hij is en waar hij heen gaat | Ontspannen of
zich voortdurend herhalende beweging |
Ontspannen of in gekromde houding met contracturen, of in ’embryonale’ houding |
Hoe gaat de bewoner om met zijn gevoelens? | Probeert gevoelens te controleren, gevoelens hangen samen met het verwerkings- en aanpassingsproces als gevolg van dementie. Gebruikt probleemgerichte copingstrategieën | Gevoelens worden vrij geuit, betreffen het hier en nu of de innerlijke wereld en mensen of situaties van vroeger.
Copingstrategieën worden meer emotie-gestuurd |
Gevoelens uiten zich ongecontroleerd en vrij, betreffen zijn werkelijkheid en zijn beleving daarvan.
Gebruikt nauwelijks nog copingstrategieën |
Gevoelens worden nauwelijks geuit |
Waaraan ontleent de bewoner houvast en veiligheid? | Structuur, voorwerpen, normen en waarden, regels, herinneringen, activiteiten, ruimten, vertrouwde mensen | Veel ondersteuning door mensen. Daarbij ook structuur, waarden, rituelen, herinneringen, activiteiten en ruimten | Woorden die speciaal tot hem gericht zijn, mensen, rituelen, lichamelijk contact, maaltijden die met toewijding en aandacht gegeven worden | Lichamelijk contact, zintuiglijke prikkels en ervaringen; stem, toon en woorden optimaal aangepast |
Hoe doelgericht handelt de bewoner? | Planmatig en doelgericht handelen is mogelijk | Doelgericht actief voor iets dat voor anderen onduidelijk blijft | Zich herhalende activiteiten en gedragspatronen die voortkomen uit zijn belevingswereld | Geen handelen waarneembaar |
Wat doet de bewoner graag en hoeveel energie heeft hij daavoor? | Hij heeft voor zelfstandig handelen veel ruimte nodig, beschikt over veel energie | Kan druk bezig zijn, is ontvankelijk voor energie van anderen, is graag ‘passief actief’ | Is afhankelijk van de energie van anderen om beperkt bezig te zijn | Gesloten energiesysteem, kan energie niet meer omzetten in een handeling of activiteit |
Hoe beleeft hij zich zelf, hoe praat hij over zichzelf? | Beleeft zichzelf als iemand met eigen identiteit, en is zich bewust van zijn verliezen | Is stukken van zichzelf kwijt, verdwaalt in de eigen levensgeschiedenis | Beleeft zichzelf in verschillende aspecten van zijn identiteit en brengt dat in zijn gedrag tot uiting | Beleeft zichzelf (voor zo ver wij ons dat kunnen voorstellen) op grond van basale behoeften en gevoelens |
Wie neemt initiatief tot contact? | Hij zelf en personen om hem heen | Hij zelf en personen om hem heen | Is voor contact steeds meer aangewezen op personen uit zijn omgeving | Is volledig afhankelijk van personen uit zijn omgeving |
Is er in het contact sprake van wederkerigheid? | Ja | Ja | Ja, als mensen uit zijn omgeving hiertoe uitnodigen | Nauwelijks of niet, soms reacties op zintuiglijke prikkels of lichamelijke massage of koestering |
Korte tekst over het Zingevingsmodel:
Het door Cora van der Kooij ontwikkelde Zingevingsmodel legt de nadruk op de noodzaak, dat zorgverleners zich gezamenlijk een beeld vormen van en kennis verwerven over de manier waarop mensen met dementie en hun familieleden hun situatie beleven (zin geven). Het Zingevingsmodel is gericht op contact, reflectie, communicatie, samenwerking en coördinatie. Contact en reflectie vinden plaats op het niveau van de individuele zorgverlener. Communicatie, samenwerking en coördinatie op het niveau van een team.
Hiervoor worden methodische instrumenten gebruikt:
Als het team van een afdeling of een organisatie met dit model werkt, formuleert de eerstverantwoordelijke verzorgende of een andere verantwoordelijke verzorgende zo snel mogelijk, tijdens of na de ontvangst, een voorlopig zorgleefplan voor de persoon met dementie. Dit zorgleefplan is gedurende de eerste periode, een week of zes, een dynamisch geschrift dat steeds wordt aangepast al naar gelang duidelijker wordt wat de persoon met dementie wil of nodig heeft; daartoe wordt een observatielijst gebruikt waarop alle zorgverleners die met deze persoon te maken hebben hun indrukken en ervaringen kunnen schrijven; in deze tijd wordt ook met de persoon met dementie zelf en/of met zijn familie een gesprek gevoerd over de levensgeschiedenis (zie Van der Kooij, 2015, p. 91 tot 95 voor richtlijnen voor de organisatie met het oog op privacygevoeligheid). Na ongeveer zes weken wordt er door de afdelingsleidinggevende of EVV-er een bewonerbespreking georganiseerd om een karakteristiek te formuleren. De karakteristiek is een ‘persoonsbeeld’ die een groep verzorgenden en andere direct bij de persoon met dementie betrokken zorgverleners tijdens een bewonerbespreking formuleren. De karakteristiek brengt de persoon van de persoon met dementie in beeld. Met behulp van tien vragen leggen de deelnemers een verbinding tussen gedrag, beleving, behoeften en wensen. De karakteristiek maakt de individualiteit van de persoon met dementie concreet.Het zorgleefplan krijgt hierna zijn eerste ‘definitieve’ versie die minimaal eenmaal per drie maanden moet worden geëvalueerd. De karakteristiek wordt eenmaal per half jaar tijdens een bewonerbespreking op actualiteit getoetst en zo nodig bijgesteld. (Van der Kooij, 2006; Hoveling en van der Kooij, 2013).
Om te leren de methodiek toe te passen gaat een team tijdens een implementatieproces aan de slag met de methodiek, die dan wordt gebruikt voor mensen met dementie die reeds langer op de afdeling verblijven.