De methodiek voor belevingsgerichte en zingevende zorg is opgebouwd volgens de fasen van het zorgproces voor langer durende zorg- en begeleidingsprocessen: ontvangst, gewenning, verblijf en afronding. Nadat de bewoner is ontvangen met behulp van de Checklist Ontvangst zullen de afdelingsmedewerkers zich gedurende de eerste vier tot zes weken inspannen om de bewoner te leren kennen. Ze kunnen daarbij gebruik maken van de Observatielijst Beleving en Verwerking en het voorlopig Zorgleefplan of Zorgoverzicht. Één verzorgende praat met de bewoner en/of diens familie over de levensgeschiedenis. Na vier tot zes weken maken de afdelingsmedewerkers een karakteristiek. De karakteristiek vraagt: Wie is deze bewoner? hoe voelt hij zich bij ons? Wat heeft hij nodig? hoe gaan wij het beste met hem om? Als de verzorgenden moeite hebben met het gedrag van een bewoner kunnen zij gebruik maken van het stappenplan voor moeilijk hanteerbaar gedrag. De dagelijkse zorg staat beschreven op het Zorgleefplan of Zorgoverzicht. Het Zorgleefplan bevat ook een Activiteitenplan. Dat ist een coproductie zijn van de activiteitenbegeleiding en de evver, in samenspraak met de bewoner en waar nodig diens familie. verzorgenden en activiteitenbegeleiding zijn samen verantwoordelijk voor de realisatie van dit plan en spreken elkaar er op aan. het zorgleepflan wordt, inclusief het activiteitenplan, minimaal eens per zes maanden besproken tijdens een bewonerbespreking en zo nodig geherformuleerd. Het zelfde geldt voor het Zorgoverzicht voor cliënten van de extramurale zorg of bezoekers van de Deeltijdzorg. Bij de bewonerbespreking kan de bewoner en/of diens familie worden uitgenodigd. De verzorgende kan ook voorafgaand aan of volgend op de bewonerbespreking een zorggesprek (of ZorgLeefplanoverleg) arrangeren met de bewoner en/of diens familie. zo is er sprake van een cyclisch zorgproces.
De methodiek voor zingevende zorg doet een beroep op het intuïtieve weten, de geïntegreerde ervaring van verzorgenden en afdelingsmedewerkers. De methodische instrumenten zijn zo gemaakt dat de vragen een direct appèl doen op hun waarnemingen en ervaringen en optimaal aansluiten bij de dagelijkse zorgpraktijk. De methodiek hecht veel waarde aan het ‘intuïtieve gesprek’. vragenlijsten zijn vooral te gebruiken als richtlijn. De verzorgende of medewerker stemt zich gevoelsmatig af op de bewoner en diens vertegenwoordiger, en laat het gesprek gaan zoals het gaat. Ze probeert te benoemen wat ze meent aan te voelen en te begrijpen. Ze vraagt door of houdt zich in, al naar gelang de situatie dat aangeeft. In gesprek gaan op een belevingsgerichte manier betekent dus afzien van volledigheid. Degene die het gesprek voert hoeft niet alles te vragen, alles te weten. hij of zij stemt af op de belevingswereld en probeert zich daarvan een beeld te vormen. Het is de kunst om aan te voelen wat op een bepaald moment het belangrijkst is. Precies zo zoeken de verzorgenden tijdens de zorgbespreking in hun geheugen voortdurend naar ervaringen die hen iets hebben geleerd over de belevingswereld van de bewoner. Ze hoeven niet volledig te zijn, alles uitputtend langs te gaan. Maar ze moeten wel in staat zijn te verwoorden wat hen het meest opvalt, wat hen het belangrijkst lijkt. Een verzorgende die haar vak verstaat gaat in op die aspecten van iemands persoonlijkheid die zich op dat moment het meest dringend aan haar vertonen. Ze weet intuïtief dat ze, door in te gaan op één bepaalde kant of één bepaalde vraag, de bewoner als hele mens bereikt. Dit betekent dat de handleidingen bij de verschillende instrumenten niet zijn voorzien van uitputtende opsommingen van alles wat kan worden gevraagd. Een complete maar meer cognitieve vragenlijst stelt de lijst centraal in plaats van de persoon. De persoon centraal stellen centraal stellen gebeurt door op hem in te zoemen en dan het gesprek aan te gaan. Belevingsgerichte vragen zijn ‘intentioneel’: ze kunnen ongeveer die kant uitgaan. De uitkomst blijft een verrassing. Het gesprek is een ontdekkingsreis in een onbekende wereld. De verzorgende ‘grondt’ in haar eigen persoon, en zoekt naar de juiste golflengte. Het intuïtieve weten komt niet in de plaats van deskundigheid en vakbekwaamheid. Het zingevingsmodel gaat er van uit dat in de geïntegreerde ervaring ook de nodige kennis is opgeslagen. Hierin volgt het model de visie op intuïtie van Patricia Benner (From Novice to Expert. Excellence and Power in Clinical Nursing Pracice, 1982, Addison-Westley publishing Company) verder wordt in het zingevingsmodel heel veel belang gehecht aan uitwisseling binnen het team. De intuïtie en daarmee de geïntegreerde ervaring wint aan kwaliteit wanneer collega’s open met elkaar praten over gevoelens, opvattingen, normen en waarden.
Checklist Ontvangst
De checklist ontvangst is een samenvatting van alle informatie die de nieuwe bewoner of cliënt geeft en krijgt over het verblijf in het verpleeghuis of verzorgingshuis. Tijdens de ontvangst zijn er vaak veel emoties. De verzorgende die de nieuwe bewoner en diens begeleiders ontvangt schat in welke informatie er kan worden gegeven en welke informatie ze kan vragen. Ze maakt daarvan dan een aantekening op de checklist. De checklist is een controle-instrument: de verkregen informatie wordt kort samengevat, het verstrekken van informatie wordt afgetekend. Informatie over gewoonten, inrichting, gebruik van apparatuur etcetera wordt uitgewerkt in het ZorgLeefplan op het blad voor Wonen en leven en op activiteitenplan. De bijzonderheden over de aDLzorg en de mobiliteit schrijft de verzorgende die de ontvangst verzorgt meteen op het daarvoor bestemde gedeelte van het ZorgLeefplan. Daarmee legt ze dan de basis voor het voorlopige Zorgleefplan. In de eerste zes weken van het verblijf wordt dit dagelijks doorgenomen en aangevuld tijdens de overdracht van de dagdienst naar de avonddienst. De checklist ontvangst en het voorlopige Zorgleefplan worden dus op de eerste dag beiden in gebruik genomen. Na veertien dagen moet de checklist in principe zijn afgewerkt. De verzorgende kijkt hem nog een keer met de bewoner en/of de familie door. Het Zorgleefplan houdt de status ‘voorlopig’ tot het bespreken van het Zorgleefplan met de bewoner en/of diens vertegenwoordiger in de zesde week.
De observatielijst Beleving en Verwerking
De observatielijst wordt meteen na binnenkomst van de bewoner in het bewonerdossier gedaan. Waar precies in het dossier, dat hangt af van de afspraken binnen de instelling. De eerst verantwoordelijke verzorgende vraagt tijdens de overdracht aandacht voor de nieuwe bewoner. Invoeren van belevingsgerichte zorg houdt onder meer in dat de verzorgenden en de andere afdelingsmedewerkers bewust ‘leren’ belevingsgericht te observeren. De observatielijst stimuleert verzorgenden bewust waar te nemen, hun waarnemingen uit te wisselen en systematisch te noteren. Het gaat daarbij om stemming, gevoelens, levensmoed, zelfbeeld, eigenwaarde.
De levensgeschiedenis
De vragen over de levensgeschiedenis zijn bedoeld als handreiking voor het gesprek. Veel instellingen hebben daarvoor al een methode ontwikkeld. Het is de bedoeling, dat verzorgenden leren om zelf een gesprek over de levensgeschiedenis te voeren. Het gaat om de vaardigheid om achter de feiten te kijken en gevoel te ontwikkelen voor het levensverhaal. (Zie op deze website bij boeken Cora van der Kooij, Betrokkenheid als Basis voor het zorgplan. Methodiek voor zingevende zorg, hoofdstuk 3). In dit hoofdstuk wordt in § 5 is aandacht besteed aan het beleid dat een instelling kan voeren ten aanzien van de levensgeschiedenis.
De karakteristiek
Implementatie van de belevingsgerichte methodiek begint met de karakteristiek en de bewonerbespreking. De karakteristiek is uit ontwikkeld en ons inziens een krachtig instrument om zicht te krijgen op de bewoner en diens behoeften. De karakteristiek wordt voorbereid door belevingsgerichte observatie door alle afdelingsmedewerkers. Ook een levensgeschiedenis is er bij nodig. De gespreksleiding is liefst in handen van een medewerker met hBo-niveau. De gespreksleiding staat toegelicht in Peter Hoveling en Cora van der Kooij (2013), De magie van de bewonerbespreking. (zie deze website bij boeken) De inhoudelijke hoofdstukken 3 en 4 zijn te gebruiken als verdieping bij de vragen naar de ‘ik-beleving’ en de emotionele behoeften.
Het ZorgLeefplan en het Zorgoverzicht
Het ZorgLeefplan kan worden gebruikt in plaats van de aDL-kaart of andere lijsten of formulieren voor de dagelijkse zorg. Het ZorgLeefplan is bedoeld als samenbundeling van alle zorg en behandeling die een bewoner nodig heeft. Het ZorgLeefplan is samengesteld uit drie onderdelen: het Zorgoverzicht, Wonen en Leven en het Activiteitenplan. Op het Zorgoverzicht staat de dagelijkse zorg beschreven in functionele én belevingsgerichte termen. Op het Zorgoverzicht staan ook verwijzingen naar het zorgdossier (bewonerdossier, cliëntdossier) en het zorg- en behandelplan. Zo wordt op het Zorgoverzicht aangetekend of er tilprotocol is, of de bewoner psychofarmaca gebruikt, slaapmedicatie en of de arts toestemming heeft gegeven voor gebruik van een vrijheidsbeperkende maatregel. Het Zorgoverzicht kan, mits goed gebruikt, aanwijzingen opleveren voor de zorgzwaarte en de functionele indicatie. Het Zorgoverzicht wordt ook wel aangepast aan de wensen van een instelling of overgenomen zonder pictogrammen. Er is een digitale versie beschikbaar. Voor cliënten die thuis worden verzorgd is er het Zorgoverzicht voor zorg aan huis. Het blad Wonen en Leven vraagt naar de manier waarop de bewoner of cliënt zijn leven gestalte geeft, kenbaar maakt wat hij wil, waar hij wil zijn, met anderen contact maakt. In de handleiding voor het Zorgleefplan worden ook deze items toegelicht. Het Activiteitenplan geeft weer hoe de weekinvulling van de bewoner of cliënt er in grote lijnen uitziet. Het is vooral belangrijk voor bewoners die behoefte hebben aan actieve en zinvolle tijdsbesteding. Het is ook nodig voor bewoners die veel energie hebben maar zelf geen structuur meer in hun dagen kunnen brengen. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen in de beginfase van dementie en mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Samenwerking tussen activiteitenbegeleiding en verzorging is dringend gewenst. Het kan niet zo zijn dat de activiteitenbegeleiding het plan bedenkt en de verzorging daar een rol in geeft. Samen bedenken maakt het makkelijker om samen verantwoordelijkheid te nemen. Kleinschalige woonzorg vraagt van verzorgenden zich een nieuwe houding en nieuwe vaardigheden eigen te maken, zoals woonbegeleiding, sfeeractiviteiten en groepswerk. De activiteitenbegeleiding kan dit niet meer exclusief tot haar domein rekenen, de verzorgenden kunnen het niet meer aan de activteitenbegeleiding en de huiskamermedewerkers over laten. Ieder draagt zijn steentje bij. Het activiteitenplan is ook te vinden in het Handboek voor de Eerst Verantwoordelijke in Belevingsgerichte Zorg. (Zie bij boeken op deze website).
Het Stappenplan voor bewoners met moeilijk hanteerbaar gedrag
Dit stappenplan wordt meestal pas ingevoerd als een team goed met de karakteristiek en het Zorgleefplan kan werken. Het is een instrument voor de gevorderden in belevingsgerichte zorg. De Gespecialiseerde verzorgende Psychogeriatrie of Somatiek zullen er goed mee kunnen werken. In die zin is dit stappenplan een instrument naast andere voor dit doel ontwikkelde methoden. Het stappenplan kan pas worden gebruikt als er al een karakteristiek van een bewoner is gemaakt. Vaak leidt de bewonerbespreking waar de karakteristiek wordt gemaakt al tot zo veel inzicht in de herkomst van gedrag dat het niet meer als moeilijk wordt ervaren.
Invoering van belevingsgerichte methodiek begint met de introductie van de belevingsgerichte observatielijst, de levensgeschiedenis en de karakteristiek. Afhankelijk van het aantal bewoners van een afdeling duurt het implementeren van de karakteristiek een half tot een heel jaar. Daarna kan het team verder gaan met het ZorgLeefplan cq het Zorgoverzicht. Het activiteitenplan kan vrijwel meteen worden ingevoerd, maar het vergt wel enige begeleiding voordat de activiteitenbegeleiding en de verzorgenden aan de nieuwe samenwerkingsvorm gewend zijn. De checklist ontvangst is bedoeld als voorbeeld en kan worden aangepast aan de wensen van de instelling. Het stappenplan voor moeilijk hanteerbaar gedrag wordt ingevoerd als de verzorgenden goed met de karakteristiek en het Zorgleefplan kunnen werken. Zie verder over implementeren van belevingsgerichte zorg Cora van der Kooij, Een Glimlach in het Voorbijgaan, hoofdstuk 8 (te vinden bij boeken belevignsgerichte zorg op deze website),
De methodiek voor zingevende zorg is voor alles bedoeld om verzorgenden en andere afdelingsmedewerkers met elkaar en met bewoners en familieleden in gesprek te brengen. De methodiek zou moeten bijdragen aan het ontstaan van een levendige, creatieve en warme praatcultuur die ten goede komt aan de bewoners en hun familieleden.
Checklist ontvangst nieuwe bewoner of cliënt handleiding download pdf
Belevingsgerichte observatie: toelichting handleiding download pdf
Levensgeschiedenis: voorbeeld van gespreksitems
(samenvatten op karakteristiek)
Naam: …………………………… Afdeling: ………………………
Leeftijd: …………………………. Datum: ………………………..
Overleg met je afdelingshoofd en met familie van bewoner of je hem of haar deze vragen kunt stellen. Misschien vindt de familie het leuk om er bij te zijn. Let er in dat geval wel op dat de bewoner ook zelf vertelt, al is het maar door te knikken.
N.B. De nu volgende vragen zijn bedoeld als gespreksthema’s. Ze vormen een aanknopingspunt om met de bewoner of diens familie over zijn levensgeschiedenis te praten. Je hoeft niet alle vragen te stellen, probeer af te stemmen op de mate waarin de bewoner of diens familie het leuk vinden om te vertellen en dring niet aan als ze iets te privé vinden of te lang geleden.
1. Wanneer is bewoner geboren en waar?
2. In wat voor gezin is bewoner geboren:
– Beroep van de vader
– Hoeveelste kind in het gezin
– Welstand of armoede
– Godsdienst/kerkgenootschap
3. Welk beroep heeft bewoner gekozen en/of welke schoolopleidingen heeft hij/zij
gevolgd?
4. Hoe staat bewoner tegenover deze keuzen: had hij/zij liever meer willen leren of minder, had hij/zij liever iets anders willen worden?
5. Als bewoner niet in de plaats is geboren waar hij/zij nu woont, vraag dan hoe hij/zij hier terecht is gekomen.
6. Hoe heeft bewoner zijn echtgenoot/haar echtgenote leren kennen?
7. Hoe was het gezin dat bewoner heeft gesticht?
– Beroep van de man
– Bezigheden/beroep van de vrouw
– Hoeveel kinderen
– Welstand
– Godsdienst/kerkgenootschap
8. Kijk ook naar de foto’s van bewoner en vorm jezelf een indruk van het gezin/van de familie van de bewoner en de plaats van de bewoner daarbinnen.
9. Hoe vaak krijgt bewoner bezoek en van wie? Hoe voelt bewoner zich daarbij? Kun je iets zeggen over het gedrag van bewoner wanneer er bezoek komt en wanneer het bezoek weer weggaat?
10. Is de bewoner tevreden over zijn leven?
Zo nee, waarover bestaat verdriet, boosheid, onvrede?
11. Waar bent u trots op?
12.Wat zou je nog meer over de bewoner willen weten? En hoe zou je daar achter kunnen komen? Op welke manier zou je het kunnen vragen en aan wie?
1. Hoe ziet men in uw instelling het belang van kennis van de levensgeschiedenis van een
bewoner of cliënt?
2. Hoe probeert u informatie over de levensgeschiedenis te krijgen, mondeling of
schriftelijk?
– Indien mondeling, wie voert als eerste met de bewoner/cliënt of zijn familieleden een gesprek over de levensgeschiedenis? En op welke termijn na de binnenkomst van de bewoner of cliënt?
– Indien schriftelijk, hoe gebeurt dat? Met behulp van een vragenlijst, een invulformulier, een open vraag naar een verhaal (een zogenoemd ‘narratief’)? Wordt er een vragenlijst aan de familie meegegeven?
– Binnen welk tijdsbestek na de binnenkomst van een bewoner of cliënt vraagt men aan de bewoner/cliënt naar zijn levensgeschiedenis?
3. Hoe en waar wordt de informatie over de levensgeschiedenis in de documentatie over de bewoner of cliënt opgeslagen?
– Wie is daarvoor verantwoordelijk?
– Is de informatie dan voor alle medewerkers die toegang tot deze documentatie hebben
beschikbaar?
4. Welke richtlijnen zijn er met betrekking tot het opslaan van de feiten en verhalen uit de levensgeschiedenis?
5. Welke richtlijnen zijn er met betrekking tot vertroluwelijke informatie en wat valt voor u oder het predicaat vertrouwelijk of privacygevoelig?
Bewonerskarakteristiek
1.Uiterlijke kenmerken
Mevrouw L. is een statige volslanke vrouw. Ze heeft altijd haar handtasje bij zich, oorbelletjes in. Ze heeft wisselende uitdrukkingen op haar gezicht, ze kijkt argwanend, onzeker, met verschrikte ogen, maar ook lief.
2. Gedrag op de afdeling / in de huiskamer
Mevrouw L. is een rustige vrouw. Als ze alleen is is ze rustiger en liever dan als ze in een groep is of op de huiskamer. Ze kan repeterend herhalen wat er wordt gezegd. Ze kan rustig zitten kijken op een stoel in de gang.
Mevrouw reageert toenemend achterdochtig op andere bewoners, is jaloers, voelt zich kennelijk minderwaardig. Ze maakt ruzie, vooral met haar buurvrouw van vroeger en kan dan echt geniepig en gemeen zijn. Mevrouw heeft dan de situatie niet meer in de hand, waardoor er onaangename scenes kunnen ontstaan.
Mevrouw L. heeft graag aandacht van mannen en reageert ‘meisjesachtig’ op mannelijke medebewoners.
3. Voor psychogeriatrische bewoners: In welke fase van beleving is deze bewoner en waarom?
Mevrouw L. heeft gedrag dat duidt op een ‘verdwaalde-ik-beleving’ wat wil zeggen dat ze veelal vanuit haar innerlijke wereld reageert. Maar ze reageert wel fel en bedreigd op situaties in het hier en nu. Het meest kenmerkend is dat mevrouw vooral vanuit haar emoties reageert. Mevrouw kan heel gespannen zijn, tikt dan met haar voet, maar ze kan ook ontspannen zitten. Houvast ontleent ze aan dingen zoals tasje, de rollator (‘mijn fiets’), structuur, maaltijden. Ze is niet doelgericht met iets bezig.
Mevrouw is matig dement (haar innerlijke wereld is niet meer in de tijd gestructureerd) maar de dementie kan erger lijken omdat mevrouw verstandelijk niet echt intelligent is en vooral emotioneel reageert. Op nieuwe situaties reageert ze eerder angstig dan creatief. Ze heeft kennlijk een wat angstige persoonlijkheid.
Mevrouw reageert dus vanuit haar innerlijke belevingswereld waar ze zich vaak bedreigd en alleen voelt. Door de dementie is ze extra gehandicapt in het begrijpen van de situatie.
4. Korte samenvatting van de levensgeschiedenis
Mevrouw komt uit O., waar ze is opgegroeid in een gezin met tien kinderen. Ze is al jong in de huishouding gaan werken. Ze is getrouwd en heeft één zoontje gekregen dat met een paar maanden al gestorven is. Dit heeft haar leven waarschijnlijk erg beïnvloed, ze is nog steeds ontroerd als je haar
vraagt of ze kinderen heeft. Ze was graag huisvrouw, hield haar huis netjes en schoon. Gedurende haar leven heeft ze veel steun ondervonden van haar echtgenoot. Toen ze zestig was is hij overleden, en daarna wist ze zich niet te handhaven. Ze werd gepest door de jeugd in het dorp waar ze woonde. Met 67 jaar is ze al in een verzorgingshuis gaan wonen.
Het leven van mevrouw is ‘geknakt’ door het verdriet om haar kind, ze was een kwetsbare vrouw met beperkte interesses.
5. Hoe beleeft mevrouw de situatie in het hier en nu
Mevrouw beleeft het wisselend. Soms vraagt ze of ze mag blijven en dan wil ze weer naar huis, naar haar man. Ze is wantrouwend naar andere mensen. Meestal berust ze er in dat ze hier is.
6. Emotionele behoeften van de bewoner
Mevrouw heeft behoefte aan veiligheid, houvast en het gevoel de moeite waard te zijn om mee te praten, ze wil graag aardig en sympathiek worden gevonden. Ze is voortdurend op zoek naar bevestiging maar dat doet ze niet ‘slim’. Ze jaagt mensen tegen zich in het harnas. Toch is de onderliggende behoefte dat ze aardig wordt gevonden. Ze heeft ook behoefte aan complimenten en aan mannelijke aandacht.
7. Positieve contactmomenten
Uit de positieve contactmomenten blijkt dat mevrouw gevoelig is voor sfeer (muziek), complimentjes, aandacht (foto’s kijken van vroeger), humor (ik kom uit de bloemkool), iets lekkers, mooie kleren.
8. Omgang aansluitend op de behoefte
Mevrouw altijd eerst bevestigen voordat je haar afwijst. Dus altijd eerst zeggen dat je graag meer tijd voor haar zou hebben, dat je het gezellig vindt met haar, voordat je zegt dat je andere mensen moet gaan helpen of andere dingen moet doen. Op de huiskamer of in een groep mevrouw af en toe extra zeggen dat je het zo gezellig vindt dat ze er bij is.
Persoonlijke aandacht tijdens de dagelijkse verzorging, praten over kleren, sieraden, aantrekkelijkheid, etcetera.
Als mevrouw geniepig of gemeen is proberen de situatie op te lossen met humor, wijsheid en bevestiging. Probeer de dames te verzoenen of ze met humor een beetje afstand te laten nemen
As mevrouw een situatie heeft gecreëerd die echt uit de hand dreigt te lopen haar helpen er aan te ontsnappen door haar mee te nemen. Overwicht tonen zonder haar af te wijzen. Je kunt wel zeggen dat ze zich niet aardig gedraagt, maar niet dat ze niet aardig is.
9. Zin de dag door en prettig wonen
Mevrouw heeft saamhorigheid nodig, passief aanwezig zijn en genieten van de sfeer en de gezelligheid. Ze heeft dan wel bevestiging nodig.
Actie voor de EVVer: activiteitenplan maken met de Activiteitenbegeleidster. Sfeeractiviteiten aanbieden.
Ben je als verzorgende op de huiskamer, ga dan zo zitten dat je mevrouw kan toeknikken of dat ja naast haar zit en haar af en toe echt ‘in de kring’ trekt.